In April 2023 werd Filip geïnterviewd door Ruscha Vis van de Facebookgroep Science Fiction & Fantasy Boekenclub, n.a.v. hun maandthema “mythologie in de scifi en fantasy”. Het werd een mooi interview dat we hier met toestemming van de groepadmins overnemen.
1. Zou je je eerst even willen voorstellen voor de mensen die je nog niet kennen?
Ik ben Filip P.G. Camerman uit Antwerpen, auteur van o.a. het fantasy epos De Verloren Stammen van Aden, waarvan tot dusver twee delen zijn verschenen. In mijn vrije tijd ben ik SAP consultant, een hobby die gelukkig goed opbrengt 😉
2. In een interview met Fantasize heb je gezegd dat je het idee voor De Verloren Stammen van Aden al heel lang in je hoofd had, waar komt dat idee vandaan?
Ik kreeg het basisidee al toen ik als tiener eens op de radio hoorde dat de Neanderthalers 30.000 jaar geleden uit Europa waren verdwenen en dat men nog steeds niet wist waarom (dat wij deels van hen afstammen was toen nog niet geweten). Ik wist meteen wél waarom, greep een notitieboekje en schreef dat op – het begin van duizenden kleine bladzijden vol notities. In die eerste notitie staat ook al dat de hoofdpersoon een Oude (dus Keltische) Belg zou zijn die een opdracht kreeg van zijn god. Al de rest zou de volgende decennia ontspruiten aan die eerste kiem.
3. Het eerste boek van de reeks, De Schreeuw van de Griffioen, gaat over de Kelten (specifiek in België) ten tijde van de invasie van de Romeinen. Heb je je erg verdiept in hun mythologie, hun godenwereld?
De Kelten hadden helaas geen schriftelijke cultuur, waardoor van hun mythologie heel weinig met zekerheid is geweten. De laatste restanten werden wel vastgelegd door Ierse monniken, maar wat de voor mij relevante subgroep en periode betreft (Galliërs in de eerste eeuw v.C.), moeten historici zich behelpen met wat de Grieken en Romeinen erover hebben opgeschreven, en met een klein aantal inscripties uit de Gallo-Romeinse tijd. Ook wat de geschiedenis van die periode betreft, is onze kennis beperkt tot enkele Romeinse geschriften en schaarse archeologische vondsten.
Als auteur gaven die grote leemtes in onze kennis me erg veel ruimte om mijn eigen verbeelding te gebruiken. Ik heb me inderdaad verdiept in wat geweten is, en heb me daar rigoureus aan gehouden en er zo veel mogelijk gebruik van gemaakt. De leemtes heb ik steeds opgevuld met wat mij het meest aannemelijk lijkt, bijvoorbeeld wat betreft de precieze rol van de druïden, de barden en de ovaten (de derde, veel minder bekende spirituele orde die door Griekse geschiedschrijvers werd vermeld), maar het blijft natuurlijk voor een groot deel speculatie.
Kenmerkend aan mijn epos is dat de goden werkelijk bestaan, zij het in een spirituele nevenwereld zoals alle sjamanistische religies die kenden en nog kennen. In dit eerste boek gaat het dan om Keltische goden zoals Belenos, Sukellos en Epona, maar ik grijp ook terug naar de oudere urnenveldencultuur en de nog oudere neolithische cultuur, al berust onze kennis van die culturen louter op archeologische vondsten.
4. Het tweede deel, De Wil van Adens Goden, speelt zich in een andere wereld af, waar jij de goden en de wereld zelf hebt verzonnen. Hoe heb je het aangepakt om een samenhangende mythologie te verzinnen?
Vanaf het tweede boek speelt het epos zich inderdaad af in een andere wereld, Ehad. Ehad maakt echter deel uit van ons universum en van onze geschiedenis, en de mensen daar stammen af van mensen die in de ijzertijd van de Aarde (Aden) verdwenen – vandaar “de verloren stammen van Aden”. De menselijke culturen en religies van Ehad vloeien dus allemaal voort uit de historische. Zelfs een aantal van de niet-menselijke wezens en hun culturen zijn zo geconcipieerd dat je er (als je aanneemt dat ze echt zijn) veel sporen van kan terugvinden in onze Aardse geschiedenis en mythologieën – wat er op wijst dat zij ooit op Aarde zijn geweest.
De meeste culturen, religies en mythologieën van Ehad zijn dus niet uit het niets verzonnen, maar wel geëxtrapoleerd uit de culturen van onze Aardse ijzertijd (d.w.z. de pre-klassieke oudheid, een periode die me erg interesseert). Dat is ook een van de redenen waarom ik spreek van science fantasy. De niet-menselijke wezens brengen ook modernere ideeën in het verhaal (het concept van een politiestaat, religieuze onverdraagzaamheid, atheïsme, …). De clash tussen die oude en moderne culturen en ideeën schept een rijke voedingsbodem voor een episch verhaal.
5. Wat trekt jou aan in mythologie en godenwerelden?
Het was in ieder geval liefde op het eerste zicht. Het begon met mijn lerares Latijn (mevr. Joos) die af en toe een hele les wijdde aan verhalen uit de Romeinse of Griekse mythologie – dat was altijd smullen voor de hele klas. Ik wilde meer, dus ontleende ik in de bibliotheek boeken over andere mythologieën. Daarnaast kreeg ik in die tijd, door louter toeval, het geweldige, negen uur lange toneelstuk “De Mahabharata” (van Peter Brook en Jean-Claude Carrière) te zien op mijn kleine zwart-wit-Tv’tje. Dat toneelstuk maakte het oude Indische epos aanschouwelijk en had een enorme impact op mijn eigen scheppingsdrang.
Wat me aantrok aan deze verhalen waren natuurlijk de buitenissige personages en de wonderlijke avonturen, maar wat me specifiek aantrok en aantrekt aan mythologische verhalen t.o.v. soortgelijke moderne verhalen, is dat ze, door hun ouderdom en door hun onbekende oorsprong, een status hebben verworven die ergens tussen fantasie en realiteit zweeft. Te meer doordat veel mensen ze heel lang voor waar hebben gehouden, en ze daardoor verweven zijn geraakt met onze leefwereld. We kunnen de Olympos, de Sinaïberg en andere heilige bergen nog steeds beklimmen – maar Uluru niet meer – en we weten waar het labyrint van de minotaurus zich heeft bevonden, en in welke zee Ikarus is neergestort, en zelfs naar wie die zee is vernoemd (naar de vader van degene die de minotaurus doodde!).
6. En hoe past dit goed in de fantasy?
Mythologische personages en verhalen zijn natuurlijk uitstekend bronmateriaal voor moderne fantasy. Ik vermoed dat veel mythen ooit zijn bedacht door mensen die bewust een verhaal verzonnen (zelfs als ze geloofden dat de personages echt bestonden), en zie dan nog weinig verschil met bedenkers van fantasy. Ik denk dat we auteurs als Sophocles en Aeschylos, die in hun tragedies goden en andere mythologische figuren opvoerden (de Sfinx van Oedipus!), in ieder geval als vroege fantasy auteurs mogen beschouwen.
In mijn eigen fantasy probeer ik ook mythologische elementen te verweven in de reële wereld – het is geen toeval dat de proloog van het eerste boek “De Dramaturg” heet en een verteller met een Griekse naam introduceert. In mijn boeken spelen religie en mythologie de rol die magie speelt in de meeste fantasy. Alles speelt zich wel af in ons universum, en de fysieke wereld verschilt dus in niets van de onze; de goden bestaan louter in een spirituele nevenwereld, zoals die waarin tal van culturen hebben geloofd en sommige nog steeds geloven. De metafysica van mijn verhaalwereld verklaart waarom de mensheid in vervlogen tijden toegang had tot die wereld (en dus tot de goden) en nu niet meer, en probeert dus aannemelijk te maken dat veel van onze oude goden werkelijk hebben bestaan. Veel hiervan zit al vervat in het scheppingsverhaal “De Demiurg”, dat het tweede boek opent en dat ik zelf als mijn beste werk tot hiertoe beschouw. De aard van de goden is overigens een vraagstuk dat doorheen de hele cyclus zal blijven terugkeren. Zoals in de proloog al aangekondigd zal de hoofdpersoon uiteindelijk zelf een god worden.
7. Ik heb gelezen dat het de bedoeling is dat de reeks uiteindelijk uit een heleboel boeken gaat bestaan. Heb je de hele mythologie en dergelijke voor de hele reeks al uitgedacht?
De overkoepelende metafysica lag al vast voor ik aan het eerste boek begon. De individuele goden zijn eigenlijk personages zoals alle andere: degene die ik al heb opgevoerd hebben geen geheimen meer voor me, maar van degene die pas in toekomstige delen zullen optreden, weet ik nog niet veel. Ik kijk ernaar uit om meer over hen te ontdekken!
8. Heb jij zelf een favoriete mythologie of godenwereld uit onze eigen geschiedenis?
Mijn favoriete mythologie is zonder twijfel die van Tolkien, zoals neergeschreven in De Silmarillion, mijn favoriete boek. Die mist natuurlijk grotendeels de verwevenheid met onze geschiedenis en omgeving, maar de verhalen en de tragiek van de Silmarillion zijn wat mij betreft van een onovertroffen schoonheid.
Van de historische mythologieën heb ik een bijzondere boon voor de Indische, zoals weergegeven in o.a. de Mahabharata, die een van mijn grote inspiratiebronnen is. Wie de Mahabharata kent en “De Wil van Adens Goden” leest, zal weten op wie de leider van de zandmensen (Viasa) is geïnspireerd, of beter: op wie hij zichzelf inspireert.
Weinig Europeanen beseffen dat het Indische veelgodendom dezelfde Indo-Europese roots heeft als de Griekse, Romeinse en Germaanse goden die we allemaal zo goed kennen (alsook de Keltische, Slavische, … die we minder goed kennen) en dat ons oude, geliefde veelgodendom met al zijn rijke mythologieën, dat hier meer dan duizend jaar geleden door het christendom werd uitgeroeid, in Indië al die tijd gewoon is blijven voortbestaan en tot vandaag voortleeft in het hindoeïsme. Ik vind dat een fascinerende gedachte.
9. Dankjewel dat ik je heb mogen interviewen, is er nog iets dat jij zelf graag aan (potentiële) lezers kwijt zou willen?
Bedankt voor het interview, Ruscha, het was een hele eer. En bedankt aan iedereen die het helemaal tot hier heeft gelezen. Ik wil enkel nog melden dat ik heel hard werk aan deel drie, “Het Spoor van Adens Gezant”, dat onmiddellijk volgt op “De Wil van Adens Goden” en dit deel van de cyclus zal afronden. Het wordt een zeer lijvig boek, bijna zo lijvig als de twee vorige boeken samen denk ik, dus ik ben er nog even mee bezig.